24 juni, vóór 410
"Ieder dal moet gevuld worden": iedere nederigheid zal verheven worden; "iedere berg en iedere heuvel moet geslecht worden": iedere hoogmoed zal vernederd worden. Haal de bergen omlaag, en vul de valleien, en alles wordt één vlakte. Daarom toch zei Johannes: "Maakt de weg recht voor de Heer"; niet voor mij maar voor de Heer, door wie ik gezonden ben, niet door wat ik ben. De Joden echter vroegen: "Zijt gij soms de Christus?" Was Johannes nu niet een dal dat gevuld, maar een berg die geslecht moest worden, dan had hij de gelegenheid gevonden om te misleiden. Want de Joden wilden van hem weten wat zij moesten geloven. Zoveel bewondering hadden zij wel voor de genade van hem, dat zij zonder enige twijfel zouden geloven wat hij zou antwoorden. Hij kreeg dus de gelegenheid de mensen wat voor te spiegelen. Als hij zei: "Ik ben de Christus", dan zouden zij hem geloven. Zou hij pronken met andermans naam, dan verloor hij zijn eigen verdienste. Zou hij pronken alsof hij de Christus was, zou hij dan niet bij zichzelf moeten zeggen: waarom verheft gij u? "Alle vlees is als gras en zijn luister als een veldbloem: het gras verdort, zijn bloem valt af. Weet goed wat stand houdt in eeuwigheid: "Het Woord van de Heer houdt in eeuwigheid stand." Johannes kende zichzelf: terecht noemde de Heer hem een lamp. "Hij was een hel brandende lamp", zegt de Heer van Johannes, "en gij hebt u een ogenblik in zijn licht willen verheugen". Wat zegt dan Johannes de evangelist van hem? "Er trad een mens op, een gezondene van God, zijn naam was Johannes. Deze kwam tot getuigenis, om te getuigen van het Licht; niet hij was het Licht." Wie was niet het Licht? Johannes de Doper, Wie zegt dat? Johannes de evangelist: "Niet hij was het Licht, maar hij moest getuigen van het Licht". Gij, Johannes, zegt: "Niet hij was het Licht"; van wie het Licht zelf zegt: "Hij was een hel brandende lamp". Ik echter weet, zegt Johannes de evangelist, over welk licht ik spreek; ik weet dat de lamp in vergelijking met het licht geen licht is. Luister naar wat volgt: "Het ware Licht dat iedere mens verlicht kwam in deze wereld". Johannes verlicht niet iedere mens, Christus verlicht iedere mens. Johannes erkende dat hij een lamp was, uit vrees door een vlaag van hoogmoed te worden gedoofd. Een lamp kan worden aangestoken en worden gedoofd. Het Woord van God kan niet worden gedoofd, een lamp kan het altijd.