Home

3 september  Hadden de Manicheeën mij maar kunnen horen




Wat een verontwaardiging was er in mij, heftig en fel en tevens verdrietig tegen de Manicheeën, en anderzijds weer, hoe was ik vol medelijden met hen dat zij die genademiddelen: die geneesmiddelen niet kenden en ziek van zinnen waren, afkerig van het tegengif waardoor zij gezond hadden kunnen worden! Ik had wel gewild dat zij toen ergens dicht bij mij geweest waren en dat zij - zonder dat ik het wist - mijn gezicht hadden gezien en mijn luid geroep hadden gehoord, bij het lezen van psalm vier toen in die dagen van rust. Hadden zij maar gezien welke indruk die psalm op mij maakte: "Toen ik U aanriep, hebt Gij mij verhoord, God, die mij recht verschaft; in benauwdheid hebt Gij mij ruimte gemaakt. Erbarm U over mij, Heer, en verhoor mijn gebed." Hadden zij mij maar eens gehoord zonder dat ik wist dat zij mij hoorden, anders hadden zij kunnen denken dat ik om hen zei, wat ik tussen die psalmwoorden door heb gezegd. Ik huiverde van vrees en tegelijk brandde ik van verwachting en vreugde "om uw barmhartigheid", Vader. Dit alles uitte zich door mijn ogen en mijn stem, wanneer ik las hoe uw goede Geest zich naar ons keert en zegt: "Mensenkinderen, hoelang nog zult gij bezwaard zijn van hart? Waarom hebt gij de ijdelheid lief en zoekt gij de leugen?" Want ik was verliefd geweest op de ijdelheid en ik had de leugen gezocht. Gij, Heer, Gij hadt uw "Heilige reeds verheerlijkt", "door Hem uit de doden op te wekken en Hem een plaats te geven aan uw rechterhand" om vandaar uit den hoge volgens zijn belofte "de Helper, de Geest van de waarheid" te zenden. Hij had die Geest reeds gezonden, maar ik wist het niet. Hij had die Geest gezonden omdat Hij reeds verheerlijkt was door zijn verrijzenis uit de doden, en zijn opgaan naar de hemel. Want voordien was de Geest nog niet gegeven, "omdat Jezus nog niet verheerlijkt was". Ook roept de profeet: "Hoelang nog zult gij bezwaard zijn van hart en zoekt gij leugen?" "Weet toch dat de Heer zijn Heilige verheerlijkt heeft". Hij roept: "Hoelang nog?" en Hij roept: "Weet!" En ik heb zolang in onwetendheid de ijdelheid bemind en de leugen gezocht; en daarom sidderde ik bij het horen van deze woorden, want zij worden gesproken tot mensen zoals ik mij herinnerde zelf geweest te zijn.