Home
19 oktober Avondoffer van Christus
Wij moeten u gaan spreken over het avondoffer. Wij hebben nu al samen zingend gebeden en biddend gezongen: "Laat mijn bidden tot U opstijgen als wierook, mijn geheven handen U een avondoffer zijn". Het gebed brengt ons de mens Jezus in herinnering; in de uitgestrekte handen herkennen wij het kruis. Het is dit teken dat wij op ons voorhoofd dragen, het teken waardoor wij zijn verlost; het teken dat werd bespot om daarna te worden geëerd; het teken dat werd veracht om daarna te worden verheerlijkt. Hier verschijnt God om de mens ertoe te brengen Hem te smeken; hier gaat God schuil om de mens toe te staan te sterven. "Als de machthebbers immers ervan hadden geweten, zouden zij de Heer der heerlijkheid niet hebben gekruisigd". Aan dit offer dus, waar de priester gelijktijdig slachtoffer is, danken wij dat wij zijn verlost, doordat de Schepper zijn bloed heeft gestort. Toch heeft de Schepper ons niet geschapen met zijn bloed, maar Hij heeft ons verlost met zijn bloed; Hij heeft ons geschapen "in het begin", dat het Woord was, "en het Woord was bij God en het Woord was God". Door dat Woord zijn wij geschapen. De tekst voegt er in dat verband aan toe: "Alles is door Hem geworden en zonder Hem is niets geworden wat geworden is". Ziedaar hoe wij zijn geschapen. Maar hoe zijn wij verlost? "In wat geworden is", zegt Johannes, "was Hij het leven; en dat leven was het licht der mensen; het licht schijnt in de duisternis maar de duisternis nam het niet aan". Tot hiertoe is het nog steeds God: nog steeds is er sprake van Hem die altijd onveranderlijk blijft; nog steeds is er sprake van Hem voor wie onze harten moeten gezuiverd worden om Hem te kunnen zien: over het middel echter om ze te zuiveren spreekt de evangelist nog niet. "Het licht", zegt hij, "schijnt in de duisternis en de duisternis nam het niet aan". Wat is er nodig opdat de duisternis geen duisternis zij en het licht zou aannemen? Met de duisternis zijn hier de zondaars, met de duisternis zijn de ongelovigen bedoeld. Opdat de duisternis echter, geen duisternis meer zou zijn, en het licht zou kunnen aannemen, is "het Woord vlees geworden en heeft Het onder ons gewoond". Beschouwt daarom het Woord, beschouwt het Woord in het vlees, beschouwt het Woord vóór het aannemen van het vlees. "In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God: alles is door Hem geworden". Waar is hier sprake van bloed? Wel is er dus uw Schepper, maar nog niet uw losprijs. Vanwaar komt dan uw verlossing? Omdat "Het Woord is vlees geworden en onder ons heeft gewoond".