Home

15 juni  Rijkdom: aan God gegeven is goed gegeven




Ca het jaar 410 of later

Hoe zal ik mijn bezittingen aan Christus geven? Christus is in de hemel, Hij zit aan de rechterhand van de Vader. Toen Hij hier in het vlees verbleef, heeft Hij het niet beneden zich geacht, omwille van ons honger en dorst te lijden en geen onderdak te hebben. Dit alles werd Hem toen verleend door vrome mensen, die waardig waren hun Heer in hun huis te ontvangen; nu echter heeft Christus niets meer nodig. Met zijn onvergankelijk lichaam zetelt Hij aan de rechterhand van de Vader. Hoe kan ik Hem, die niets nodig heeft, hier iets geven? Dan hebt gij echter niet aan zijn woord gedacht: "Wat gij gedaan hebt voor één dezer geringsten van mijn broeders, hebt gij voor Mij gedaan". Het Hoofd is in de hemel, maar zijn leden heeft Hij op aarde: laat het ene lid van Christus geven aan het ander lid van Christus, laat hij, die rijk is, aan de behoeftige geven. Gij zijt een lid van Christus en gij hebt iets te geven; er is een ander lid van Christus en dat heeft behoefte aan uw gave. Beiden wandelt gij op één weg, gij zijt elkanders reisgezellen: de arme loopt licht, want zijn schouders zijn niet belast; maar gij, rijke, zijt beladen met lasten. Geef iets van hetgeen u drukt, geef van dat, wat u een last is, aan de behoeftige; zo verlicht gij uzelf en steunt gij uw metgezel. De heilige Schrift zegt: "Rijken en armen ontmoeten elkaar: de Heer heeft hen beiden gemaakt". Hoe heerlijk zijn deze woorden: "rijken en armen ontmoeten elkaar". Waar anders ontmoeten zij elkaar dan in dit leven? De één is goed gekleed, de ander is in lompen gehuld, maar eens ontmoeten zij elkaar. Beiden zijn naakt geboren; ook de rijke is arm geboren. Hij moet niet letten op hetgeen hij hier heeft aangetroffen, maar naar hetgeen hij heeft meegebracht. Wat heeft hij, de rampzalige, bij zijn geboorte anders meegebracht dan naaktheid en tranen? Daarom zegt de apostel: "Wij hebben in deze wereld niets meegebracht en kunnen er ook niets uit meenemen". Laat dus de rijke iets vooruit zenden, om het daarginds, wanneer hij van hier is weggegaan, te vinden. Er is dus de arme, en er is de rijke en zij ontmoeten elkaar; maar beiden heeft de Heer gemaakt: de rijke, om met hem de arme te hulp te komen; de arme, om door hem de rijke te toetsen. "Zalig" dus "de armen van geest, want aan hen behoort het rijk der hemelen". Of de mensen nu rijk zijn of niet rijk zijn: zij moeten "arm" zijn en dan behoort aan hen het Rijk der hemelen.