Ontmoetingen

in gesprek met Joop Smit

Voorbeelden van augustijns leven

Op mijn zoektocht naar de Augustijnse spiritualiteit begeef ik mij vandaag, 24 mei 2012, naar Utrecht. In de morgen zal ik in gesprek gaan met Joop Smit en in de middag zal ik Martijn Schrama spreken. Beiden wonen met drie andere medebroeders in het klooster, de pastorie op de Oude Gracht, dichtbij de Augustinuskerk.


Bij mijn vorige interview in het klooster Mariënhage in Eindhoven ging ik terug naar mijn studietijd bij de Augustijnen. Vandaag ga ik terug naar mijn jeugd. Als geboren en getogen Utrechtenaar kwam ik in contact met de Augustijnen via onze parochiekerk De Augustinus. Het was de tijd van pastoor Seroe en ik was samen met mijn broers misdienaar en zangertje bij het kerkkoor, waar ook mijn vader deel van uitmaakte. Kortom: ik bevind me weer op bekend terrein.


Jeruzalem,_Rome,_Santiago_:_Op_weg_met_een_ pelgrim/_Joop_SmitHet is inmiddels 11.00 u. en Joop ontvangt mij op zijn kamer. Als voorbereiding op dit gesprek heb ik opnieuw zijn boek 'Jeruzalem, Rome, Santiago, Op weg met een pelgrim' gelezen. De inhoud van het boek geeft vanwege Joops mijmeringen over zijn eigen levenspad goede aanknopingspunten om nader in te gaan op mijn zoektocht naar de Augustijnse spiritualiteit.

 



Waarom ben je Augustijn geworden?

 

Aan het eind van mijn middelbare schooltijd vroeg een kapelaan van onze parochie of ik geen priester wilde worden. Daar ben ik toen over gaan nadenken. Ik had een broer die broeder was bij de congregatie van de La Salle. Ik wist wel dat ik geen broeder wilde worden, maar priester…..? Na mijn gymnasiumopleiding aan het Triniteitscollege in Haarlem trad ik in 1957 in bij de Augustijnen. (link CV Joop Smit). Mijn keuze om in te treden bij de augustijnen is met name bepaald door het gegeven, dat ik intellectueel, c.q. via onderwijs iets voor mensen wilde betekenen.

Toen de priesterwijding voor de deur stond heb ik nog vrij lang geaarzeld of ik priester wilde worden. Dat ik uiteindelijk over de drempel stapte en me liet wijden kwam zeker ook doordat we als klas een hechte groep waren en ik sociaal niet uit de boot wilde vallen. Ik heb toen wel bedongen dat ik de gelegenheid kreeg om na te gaan of dat priesterschap iets voor mij was. Zo ben ik 1964 in Amsterdam-Noord als kapelaan benoemd en deed ik een pastoraatcursus in Culemborg. Daar werd al heel snel voor mij duidelijk dat het werken in een parochie niets voor mij was. In overleg met Ad Vermeulen heb ik toen besloten om exegese te gaan studeren aan de Katholieke Universiteit in Nijmegen. Deze studie heb ik in 1967 afgerond met het cum laude afleggen van het doctoraal examen in de theologie met als hoofdvak de exegese van het Nieuwe Testament. Mijn doctoraalscriptie werd begeleid door prof.dr.B.van Iersel en droeg de titel: 'Lucas 8, 1-21. De parabel van de zaaier in de versie van Lucas'.

 

 

Hoe kijk je terug op de keuzes die je toen gemaakt hebt?

 

Ik ben daar content over. Het sloot goed aan bij mijn interesses en talenten. Ik ben daar ook redelijk in doorgegroeid. Het sloot ook goed aan bij mijn motivatie om augustijn te worden: binnen de setting van een kloosterleven kon ik intellectueel iets voor gelovige mensen betekenen.

 

In 'Jeruzalem, Rome, Santiago - Op weg met een pelgrim' p. 47-48:

 

Joop_Smit_Santiago 

'Als ik terugkijk op mijn levenstocht blijken vooral drie thema’s mij te hebben beziggehouden. Allereerst de vraag wie ik ben en langs welke weg en door welke invloeden ik geworden ben die ik ben. Dit voerde me terug naar het ouderlijk huis en het milieu waarin ik ben grootgebracht, ook naar de opleiding in het klooster van de augustijnen. De slotsom van deze overwegingen is dat ik vrede heb met de manier waarop het gelopen is of, waarschijnlijk beter, hoe ik het heb laten lopen. 'Tevreden' vind ik niet het goede woord, dat klinkt veel te zelfgenoegzaam en voldaan. Ik aanvaard heel die geschiedenis zonder wrok of spijt of grote teleurstelling als mijn geschiedenis en zodoende mezelf zoals ik geworden ben, met mijn sterke en zwakke kanten. Ik heb daar vrede mee.


Een tweede thema waar ik herhaaldelijk mee bezig bent geweest is de vraag wie ik als gelovige ben en hoe mijn verhouding tot de kerk is. Er is momenteel een restauratiebeweging gaande, die in veel opzichten teruggrijpt naar het rijke roomse leven en doet alsof er ondertussen niets is gebeurd. Ik heb daar grote moeite mee. Daardoor dreig ik een randgelovige te worden. In de Bijbel vind ik heel verschillende manieren van geloven en, met name in het Nieuwe Testament, zeer uiteenlopende beelden van Jezus. Ik hoop dat er in de kerk ruimte blijft voor een pluriforme geloofsbeleving en dat de klok niet volledig wordt teruggedraaid.


Ten slotte ben ik ook intensief op zoek geweest naar God. Ik kan niet zeggen dat ik hem gezien of gevonden heb. In de roepingsverhalen die ik ben nagegaan wordt steeds alleen Gods stem gehoord. Door die verhalen heb ik weer de echo’s van die Stem vernomen. Deze hebben mij duidelijk gemaakt dat ik geroepen ben om exegeet te zijn. Ik moet de verhalen zo doorvertellen en ze zo toegankelijk en aansprekelijk maken dat ook anderen de echo’s van de Stem horen en ontdekken waartoe ze geroepen zijn en welke weg zij moeten gaan'.

 

 

 

In dit boek schrijf je, dat je geen hoge wetenschap wilt bedrijven, maar activiteiten wilt ondernemen waar mensen wat aan hebben. Wat wil je daarmee zeggen?

 

Ik heb me gedurende mijn werkzame leven als exegeet meer predikant en lesgever gevoeld dan wetenschapper pur sang. Wetenschap heeft bij mij altijd in dienst gestaan van geloofsverheldering of verdieping, een Bijbeluitleg die mensen kon bevrijden of inspireren. Dat blijkt ook uit mijn publicaties. Ik kwam in die wetenschap ook steeds meer klem te zitten, omdat er gescoord moest worden. Hoe meer wetenschappelijke artikelen in vaktijdschriften hoe beter. Dat is nooit mijn eerste optie geweest, hoewel ik er wel aan meegedaan heb. 

In mijn publicaties wil ik de inspiratie uit de Bijbelverhalen levend maken voor de mensen van nu. De orde was voor mij een goede voedingsbodem om mijn idealen te verwerkelijken. Het gaf mij een bezielend kader, waarin wat ik ambieerde kon uitvoeren. Dat gemeenschapsgevoel heeft voor mij ook heel duidelijk te maken met de augustijnse spiritualiteit. Ik denk dat we nu meer gemeenschap zijn dan dat we ooit zijn geweest. We zijn nu een kleine gemeenschap, we zijn meer op elkaar aangewezen en hebben meer contact met elkaar. Omdat we geen verplichte werkzaamheden meer hebben, hebben we ook meer tijd en aandacht voor elkaar.

 

 

In deze interviews ben ik op zoek naar de augustijnse spiritualiteit, c.q. identiteit. Waaraan kan ik die herkennen?

 

Identiteit krijg je door je van anderen te onderscheiden. Bijvoorbeeld de orde van de franciscanen vind ik heel sympathiek, maar die nadruk op de armoede die is mij echt vreemd. Hoewel ik hierbij direct wil stellen, dat ik de figuur van Franciscus wel ben gaan waarderen tijdens mijn voettocht door Umbrië. De orde van de dominicanen vind ik een intellectueel gezelschap waar wetenschappelijke studie een zwaar accent heeft. Dat hoeft voor mij ook niet.


Dat brengt me op de augustijnse identiteit. Dat is van de ene kant saamhorigheid, we hebben belangstelling voor elkaar, we zorgen voor elkaar. Aan de andere kant is het niet opdringerig. Je kunt toch individueel blijven wie je bent. Dat vind ik ook het goede geweest van onze opleiding. Er werd je nooit iets opgedrongen. Het was een heel humaan klimaat. Je werd als individu behandeld en je kon je individueel verder ontwikkelen. Er was en is altijd saamhorigheid, waarin ook ruimte is voor pluriformiteit. Dat is voor mij heel augustijns. Anders gezegd: ieder krijgt wat hij nodig heeft. Maar met zo’n spiritualiteit alleen redt je het niet. Je hebt daarnaast ook activiteiten nodig om die spiritualiteit gestalte te geven: in onderwijs, parochie, sociaal werk, missie etc. Een scala van activiteiten die worden en werden gedragen door die kloostergemeenschap. Zonder die activiteiten kun je die spiritualiteit nauwelijks beschrijven.

 

 

Na je pensionering ben je voettochten gaan lopen naar Jeruzalem, Rome en Santiago. Wat boeit je in die pelgrimages?

 

Voor mij is zo’n pelgrimage meer dan het lopen van een grande randonnée (lange uitgezette wandelroutes in Europa). Ik houd van wandelen. Daarbij gaat het mij niet om de prestatie of de sportieve kant. De voettocht naar Jeruzalem was voor mij niet zozeer een pelgrimage, maar aan het eind van mijn carrière als exegeet wilde ik terug naar de plek waar ik ooit (1968-1969) gestudeerd had. Ook om te verwerken dat ik nu met pensioen was, want dat zinde mij helemaal niet. Mij overviel het feit dat ik op een gegeven moment de oudste docent op de K.T.U. was en ze mij vroegen i.v.m. geldproblemen of ik niet een jaar eerder met pensioen wilde gaan. Ik wilde dat eigenlijk niet. Ik had met plezier nog wel vijf jaar verder willen werken. Tenslotte ben ik toch op mijn vijfenzestigste afgezwaaid. Om die overgang te verwerken besloot ik op pad te gaan naar Jeruzalem. Ik vond mijzelf geen 'pelgrim naar het Heilig Land', maar ik wilde meer in de voetsporen van Paulus lopen. Ik ben in mijn leven eindeloos met Paulus bezig geweest en wilde hem nu volgen via zijn reizen.

 

In 'Jeruzalem, Rome, Santiago- Op weg met een pelgrim' p. 83-84:

 

                

'Stel dat ik Paulus tegenkwam, zou ik dan goed met hem kunnen opschieten? Wat is Paulus eigenlijk voor iemand? ... Met dezelfde gedrevenheid waarmee hij eerst het Jodendom gesloten wil houden, ijvert hij vervolgens voor de opname van niet-Joden onder de kinderen van Abraham. Zijn reizen getuigen van deze tomeloze gedrevenheid, hij heeft harder gewerkt dan wie ook. Hiermee hangt wel samen dat Paulus wars is van compromissen, hij kan niet onderhandelen. Daar gaan vriendschappen aan kapot. ... Paulus heeft een kort lontje, hij is een temperamentvol man. Hij kan zijn gelovigen uiterst zorgzaam en vriendelijk tegemoet treden als een vader, een moeder, een voedster. Hij kan hun echter ook de mantel uitvegen en hen als stommelingen te kijk zetten. ... Ik geloof niet dat ik met deze gedreven en eigenzinnige man goed zou kunnen opschieten als ik hem tegenkwam. Gedrevenheid schrikt me af en met dit al te heftige temperament weet ik niet goed raad. Ik zou me bij Paulus niet echt op mijn gemak voelen. Toch mag ik hem wel'.

 

Pas tijdens mijn voettocht naar Rome ben ik pelgrim geworden. Je wordt je bewust van de stoet pelgrims die daar door de eeuwen heen gelopen heeft. Herinneringen daar aan kom je bijna dagelijks tegen. Je voelt je onderdeel worden van die stoet mensen op zoektocht naar de zin van hun leven. Je komt op plaatsen waar je anders nooit zou komen, mooie middeleeuwse stadjes met mooie kerken. Je wordt verrast door de kunstwerken die je aantreft. Je gaat de poort van zo’n stadje in, waant je even in de Middeleeuwen, en loopt er via een andere poort weer uit. Je voelt je verbonden met een stoet van eeuwen.

     Wat zo’n pelgrimage ook teweeg brengt is dat eigenlijk al vrij snel een soort denkontwikkeling op gang komt, want je hebt genoeg tijd om na te denken. Je denkt dan na binnen het kader van zo’n pelgrimage, een duidelijk religieus kader.

 

 

'Jeruzalem, Rome, Santiago- Op weg met een pelgrim', p. 132:

                

'Een pelgrim is alleen, maar niet eenzaam. Hij voelt zich opgenomen in een grote stoet voorgangers die de weg eerder is gegaan dan hij, onderdeel van een grote beweging van mensen onderweg, lotgenoten in het vaak ondoorzichtige, eindige menselijke bestaan. Een pelgrim vertraagt zijn tempo, neemt de dingen onderweg zoals ze komen en beleeft het leven stap voor stap voor stap.'

 

Joop, ik wil je bedanken dat je vanmorgen even met me bent meegelopen op mijn zoektocht naar de augustijnse spiritualiteit.

 

 

Peter van Hasselt


 

 

 

Joop Smit is bestuurslid van de Nederlandse Provincie OSA en bestuurslid van het Augustijns Instituut Eindhoven. was tot 2004 docent aan de Katholieke Theologische Universiteit te Utrecht. In 1987 promoveerde hij op het proefschrift Opbouw en gedachtengang van de Brief aan de Galaten en verduidelijkte hij in de serie "Belichting van het bijbelboek' Brief aan de Galaten. In 2000 publiceerde hij About the Idol offerings. Rhetoric, Social Context and Theology of Paul's Discourse in First Corinthians  8:1-11;1.  In tal van publicaties maakte hij de bijbel voor een breed publiek toegankelijk. Zo werkte hij mee aan de NBV Studiebijbel en publiceerde hij Het verhaal van Matteüs, Het verhaal van Lucas.  
Zie ook publicaties