Ontmoetingen

in gesprek met Ekkehard Muth

geleefde spiritualiteit


Augustinus als kerkvader van de veranderende tijden


Vandaag heb ik op mijn zoektocht naar de augustijnse spiritualiteit een gesprek met Ekkehard Muth. Hij is sinds 2011 pastor van de Boskapel in Nijmegen waarbij hij Joost Koopmans, OSA opvolgde. De augustijnenorde heeft in 2009 de Boskapel en het aangrenzende convent verkocht aan de woningcorporatie Standvast Wonen. In hetzelfde jaar werd de Boskapel doorverkocht aan de gereformeerde samenwerkingsgemeente CGKV Nijmegen. Bij deze verkoop werd vastgelegd dat de Boskapelgemeenschap de ruimte kon huren, zodat de vieringen en bijeenkomsten gecontinueerd konden worden. Als ‘volwassen kind van de Augustijnen’ is de Boskapel als zelfstandige geloofsgemeenschap verder op weg gegaan om pionierend vorm en inhoud te geven aan een mensnabije kerk in de geest van Augustinus oftewel eigentijds geloven in vrijheid en verbondenheid.
 

Wil je je even voorstellen?

Ekkehard Muth, pastor BoskapelIk ben in 1960 geboren in Worms in Duitsland; de stad waar de ex-augustijn en kerkhervormer Maarten Luther door keizer Karel V op de Rijksdag ter verantwoording werd geroepen. Ik kom uit een gemengd huwelijk: mijn moeder is katholiek en mijn vader is protestant. Intussen is hij ook katholiek geworden. In mijn jeugd ben ik ook altijd zowel bij de katholieke kerk als de protestantse kerk betrokken geweest. Ik heb theologie gestudeerd aan de universiteiten in Mainz en Heidelberg. Ik had in die tijd al veel belangstelling voor kerkmuziek en had orgelles bij de cantor van de Dom in Worms. Hij bracht mij in contact met een katholieke kerkmuziekopleiding van het bisdom gedurende drie jaren op de zaterdagen. Ik heb daar meer geleerd over liturgie dan tijdens mijn opleiding tot predikant. Vervolgens ben ik een jaar naar Genève gegaan naar de Wereldraad van Kerken. Daar heb ik toen gestudeerd aan het Oecumenisch Instituut Bossey samen met 60 mensen uit 50 verschillende landen. Op die tijd kijk ik met veel plezier terug. In dat jaar ontving ik regelmatig groepen uit Duitsland waar ik programma’s voor samenstelde en die ik wegwijs maakte bij de Wereldraad van Kerken. Tijdens die studie heb ik ook mijn Nederlandse vrouw ontmoet.

Nadat ik zeven jaar predikant was geweest in Duitsland, ben ik samen met mijn vrouw verhuisd naar Nederland. Vervolgens werkte ik 14 jaar als PKN-dominee in Rheden. Als predikant (en daarvoor al als student) interesseer ik me voor liturgie en rituelen. Zo ben ik in contact gekomen met Thomas Quartier, docent rituele en liturgische studies aan de faculteit religiewetenschappen van de Radboud Universiteit. Hij attendeerde mij op de levende liturgie van de Boskapel hier in Nijmegen en zo leerde ik in 2008 Joost Koopmans kennen. Dit alles resulteerde in een boek dat ik hierover heb geschreven: ‘De rijkdom van het ritueel’, uitgegeven in 2009 bij Kok-Kampen. In die tijd hoorde ik van Joost dat de augustijnen bezig waren met de verzelfstandiging van de Boskapel. Ik hoorde verder niets meer tot ik opeens in Trouw een advertentie las waarin ze een pastor zochten. Ik heb toen, na overleg met de voorzitter Antoinette Meys of het zin had, gesolliciteerd en ben uiteindelijk in 2011 hier benoemd als opvolger van Joost.

Heeft bij je keuze om hier als pastor te solliciteren ook meegespeeld dat dit een augustijnse gemeenschap is?

In eerste instantie vond ik de Boskapel aantrekkelijk vanwege de liturgie en ook de vrij zelfstandige positie, niet verbonden met een bisdom. Ook het feit dat de Boskapel altijd een plek is geweest om met liturgievernieuwing bezig te zijn sprak me erg aan. Dat augustijnse kwam later, dat vooral te merken is aan de sfeer van vriendschap binnen de Boskapelgemeenschap en het onderliggende mensbeeld dat onbewust aanwezig is.

Wat bedoel je met dat mensbeeld dat geïnspireerd is door de Augustijnse spiritualiteit?

Als Augustinus in zijn Regel zegt: ‘eer in elkaar God’ dan zegt dat iets over zijn mensbeeld. Mens als beeld en gelijkenis van God. Dat is ons op de universiteit ingepeperd als echt Luthers, maar dat is gewoon augustijns. In zijn boek ‘Belijdenissen’ beschrijft Augustinus zijn Godservaring als volgt: ‘Ja, u was binnen in mij en ik buiten en daar zocht ik u’. Onooglijk als ik was, stortte ik mij op al het mooie dat u geschapen hebt. U was bij mij, maar ik was niet bij u’ (Conf. 10.38). De spiritualiteit van Augustinus wordt vaak een ´horizontale´ spiritualiteit genoemd, God in mensen, Jij-in-mij. Maar dat is dus maar ten dele waar. Augustinus verlangt net zo vaak naar de verticale ervaring: ik-in-Jou. Misschien moeten we bij Augustinus horizontaal en verticaal niet zozeer als twee polen van een spanningsveld zien, maar veeleer als twee middelpunten van één ellips die bij elkaar horen. De ellips draait gewoon om ‘U hoger, dan mijn hoogste hoogte’ en ‘U mij dichter bij dan ik mijzelf’.

De kracht van de augustijnse spiritualiteit ligt daarin dat Augustinus de verticaliteit en de horizontaliteit bij elkaar brengt. De weg naar het hogere leidt linea recta naar de mens: God licht op in mensen. Keer terug naar je hart en herken in het beeld van God de Schepper ervan. De omvorming begint waar je als klei op de draaitafel gaat zitten en je door God laat vormen. Hij is in jou en tegelijkertijd ben jij ook in Hem. Zoals de boetseerder met zijn handen in de klei zit en toch niet de klei is, zo is Hij in mensen: ‘Jij-in-mij’, zegt Augustinus. En zoals in de handen van de boetseerder de vorm ontstaat, zo ben jij in Hem: ‘ik-in-Jou’.

Wat mij erg aanspreekt bij Augustinus dat hij God zo dichtbij haalt. In zijn Regel formuleert Augustinus het als volgt: ‘Allereerst moeten jullie eensgezind samen wonen, één van hart en één van ziel, op weg naar God’. De gemeenschap is dus de weg naar God. En eigenlijk zou je die ‘gemeenschap’ nog breder moeten denken, namelijk over de grenzen van de kloostergemeenschap heen. Dat proef je heel sterk hier in onze Boskapelgemeenschap. Hoe je met elkaar omgaat is sterk geïnspireerd door dat mensbeeld van Augustinus. Dat komt ook sterk naar voren in onze liturgie, onze diaconie en onze bijeenkomsten.


Op jullie website lees ik bij ‘Welkom’ het volgende:

'Onze gemeenschap is gegroeid rondom de voormalige kloosterkapel van de Augustijnen. Als zelfstandige oecumenische kerkgemeenschap staan we in de katholieke traditie en laten we ons inspireren door Augustinus. In de Boskapel gaat het allereerst om ménsen, gelovig en niet zo gelovig, zoekers en zieners. De zoektocht naar het hogere leidt bij Augustinus namelijk linea recta naar de mens. De Augustijnse spiritualiteit is als het ware een spiritualiteit van onderen’(einde citaat).

Hoe geven jullie hier vorm en inhoud aan?

Het Augustijns Centrum de Boskapel is een geloofsgemeenschap waar mensen met een katholieke, protestante of niet-kerkelijke achtergrond zich laten inspireren door de augustijnse spiritualiteit.

Een spiritualiteit die uitnodigt om samen op weg te gaan naar God en ook aanmoedigt om daarbij nieuwe wegen te gaan. Wegen die we willen bewandelen in vrijheid en verbondenheid: vrij van de vernauwingen door het kerkelijk instituut en tegelijkertijd verbonden met de christelijke en augustijnse traditie. We zijn een geloofsgemeenschap die op eigentijdse wijze invulling geeft aan haar geloof door mensnabije vieringen en allerlei activiteiten.

We komen vaak in contact met mensen die zichzelf helemaal niet meer verbonden weten met het instituut kerk, maar die toch ergens een vermoeden hebben van een veel diepere verbondenheid. Die verbondenheid proberen we samen met hen op te zoeken. En ik ben ervan overtuigd dat het juist deze verbondenheid is waarin God zich aan ons mensen openbaart. Ik denk dat het de taak is van een geloofsgemeenschap om met elkaar de verbondenheid met het heilige op te zoeken in verschillende soorten vieringen en ontmoetingen.

Hoe spelen rituelen en symbolen een rol bij de vieringen?

Om je verbondenheid met elkaar te vieren maak je o.a. gebruik van rituelen en symbolen.  Carl Gustav Jung, de uitvinder van de psychoanalyse, beschrijft in zijn publicaties de zogenaamde archetypen. Dat zijn instinctieve, voorbewuste ideeënpatronen die in alle culturen en godsdiensten dezelfde zijn.

Rituelen activeren ons zintuig voor het mysterie. Ons zintuig voor het goddelijke, transcendente, mysterie of hoe je het ook wilt noemen, is het symbolisch bewustzijn. Maar anders dan ons gewone dagbewustzijn is het symbolisch bewustzijn niet door ons rationeel denken op te roepen. We kunnen het alleen waarnemen als het door symbolen en rituelen zichtbaar gemaakt wordt. Rituelen werken daarbij als projectieschermen. Zolang de lichtstraal van een projector niet op een projectiescherm valt, is er niets te zien, maar zodra de lichtstraal op het scherm komt, worden de beelden wel zichtbaar. Zo wordt bijvoorbeeld een kaars tot ‘projectiescherm’ waarop we beelden kunnen zien van geborgenheid, warmte, leven in het licht, enz. Zie mijn uitleg bij rijke rituelen.nl  

Je kunt dit mystieke, transcendente bijv. ook teruglezen in de Belijdenissen van Augustinus als hij schrijft over zijn bekering met het verhaal in de tuin, waar hij een kinderstem hoort die zegt: ‘Tolle lege! - Neem en lees!’ Augustinus kan het niet anders verstaan dan een opdracht van God om het boek open te slaan en te doen wat hij daar zou lezen. (Conf. 8,29). In boek 7 van de Belijdenissen beschrijft Augustinus hoe hij dit stemmetje stapsgewijs op het spoor kwam. Kees Waaijman 'Handboek spiritualiteit' onderscheidt in Augustinus' zoektocht naar God drie fasen waarbij Augustinus in de derde fase via vijf stappen de weg aflegt van het begrijpen: 

  1. De zichtbare lichamen/dingen. In zijn ‘vroegere leven’ bestonden voor Augustinus eigenlijk alleen de zichtbare en tastbare dingen. Maar gaandeweg komt hij tot het inzicht dat de ziel zich van de lichamen blijkt te onderscheiden. Hij ervaart namelijk de ziel als de instantie die de lichamen waarneemt. Hoe kan dat toch? 

  2. In de ziel komen allerlei indrukken samen en worden daar gebundeld. De ziel blijkt een waarnemingscentrum, een soort centrale die het overzicht houdt.

  3. De ziel neemt de waarnemingen niet alleen in zich op, maar zij heeft ook redenerend vermogen. Zij is ook in staat te oordelen over wat er binnenkomt. Neem ik adequaat waar? Combineer ik de waarnemingen op de juiste manier?

  4. Dit redenerend vermogen van de ziel kan niet alleen oordelen over de waarnemingen, maar het kan ook zichzelf onder de loep nemen, over zichzelf reflecteren. En daarvoor moet het zich eigenlijk los kunnen maken van zijn gewone werkzaamheden. Het moet zijn eigen onbetrouwbaarheid en instabiliteit, zijn eigen veranderlijkheid opmerken. De vraag is hoe het mogelijk is dat het redenerend vermogen in staat is het veranderlijke als veranderlijk te doorzien. Daarvoor moet het redenerend vermogen een notie hebben van ‘het onveranderlijke’.

  5. Deze notie wijst op een impliciete kennis van het onveranderlijke. Een impliciete kennis van God.  (bewerking van:  ‘Handboek spiritualiteit’ (Ten Have 2010, p. 801)

Ik denk dat deze impliciete kennis te vergelijken is met de aangeboren archetypen en oerbeelden die Jung beschrijft. De liturgie en de rituelen brengen ons naar ons symbolisch bewustzijn, naar de bewustzijnslaag van de oerbeelden en van de impliciete kennis van God. De mensen in de Boskapel zeggen vaak dat ze geraakt worden in de viering en opgetild. Dan weet je dat we samen bij deze impliciete kennis van God mochten komen.

Bij interviews heb ik het onderscheid gemaakt tussen geschreven spiritualiteit en geleefde spiritualiteit . Nu de leden van de orde steeds ouder worden vraag ik me wat dat betekent voor de toekomst. Hoe kijk jij naar de toekomst wat betreft die geleefde spiritualiteit?

Die geleefde spiritualiteit van de augustijnen heeft natuurlijk ook onze gemeenschap van nu  gevormd. Met andere woorden, die spiritualiteit is nog steeds duidelijk terug te vinden. In ons achterhoofd hebben we het idee hier een stadsklooster te vormen. Niet in de zin van een gebouw met een kloostergemeenschap, maar samen met een aantal verschillende geloofsgemeenschappen over de stad verspreid die samenwerken op het gebied van zingeving. Daarbij denken we aan de verschillende ‘ruimtes’ zoals een klooster die ook heeft. Ruimtes voor verschillende functies: de kapel om te vieren natuurlijk, de kruisgang om te mediteren, een refter, c.q. feestzaal waar je mensen ontmoet en samen eet, een bibliotheek waar je je geloof bestudeert en inspiratie kan opdoen en vormingsactiviteiten kunnen plaatsvinden, een klooster- of experimenteertuin, waar je nieuwe vormen van spirituele ontmoetingen uitprobeert. 

We zijn heel erg bezig om contact te zoeken met verwante geloofsgemeenschappen. Hier in Nijmegen zoeken we samenwerking met bijvoorbeeld het oecumenisch citypastoraat van de Stevenskerk, Vincent de Paul Center, Huis van Compassie en de Raad voor Levensbeschouwing en Religie Nijmegen. Drie keer per jaar organiseren we een podiumgesprek (onlangs bijv. een bijeenkomst met Huub Oosterhuis). Op die manier proberen we onze krachten te bundelen. We voelen verwantschap van wat we willen uitdragen en bereiken m.b.t. zingeving in de stad en onze samenleving.  Maar ook landelijk maak ik deel uit van een groep voorgangers uit zelfstandige geloofsgemeenschappen, die elkaar drie keer per jaar ontmoeten in zogenaamde ‘voorgangersateliers’. Deelnemers zijn o.a. de Dominicus in Amsterdam, de Ecclesia Breda, de San Salvator gemeenschap, de Duif, de Haagse Dominicus, de EUG Utrecht, de Zijp Arnhem enz.

Hebben jullie nog contact met andere augustijnse groeperingen, zowel binnen als buiten de orde?

Zeker. Om het concreet te maken heb ik alvast een vooraankondiging. We zijn op dit moment bezig om op 14 november 2015 een inspiratiedag te organiseren voor alle gemeenschappen in Nederland die  geïnteresseerd zijn in Augustinus. We zijn nu bezig al die gemeenschappen in kaart te brengen. Als spreker hebben we tot nu toe Mathieu Lamberigts, decaan van de theologische faculteit van de Katholieke Universiteit Leuven en verantwoordelijke van het Centrum voor de studie van Augustinus. We zijn nog bezig met een tweede spreker die in zijn inleiding de nadruk zal moeten gaan leggen op een veranderde samenleving, die niet alleen bezig is met economische drijfveren, maar ook op zoek is naar hoe je betekenis kan geven aan je leven. Waarschijnlijk zal het iemand zijn uit de sociologische hoek. In onze tijd van verandering zou Augustinus een hele goede gids kunnen zijn. Hij roept altijd: ‘trekt steeds verder, maakt vooruitgang, blijf niet stilstaan’. Daarom noemen we deze dag inspiratiedag. Of, om het met Augustinus te zeggen: ’De mensen zeggen: de tijden zijn slecht, wij leven in een moeilijke tijd. Leef goed, en de tijd is goed: wij zijn de tijden; de tijden zijn wat wij ervan maken’ (Sermo 80,8). In die zin zou je Augustinus ook de kerkvader van de veranderende  tijden kunnen noemen. We denken dat hij ons veel te zeggen heeft in dit tijdperk van verandering. De inspiratiedag heet dan ook: ‘Blijf niet stilstaan’. Wellicht leidt dit tot een geïnspireerd verder uitdragen van die Augustijnse spiritualiteit.

Het lijkt me een mooi besluit. Ik wil je bedanken voor dit interview. Op mijn zoektocht naar de Augustijnse spiritualiteit ben ik over de actualiteit van Augustinus voor ons meer te weten gekomen.

Peter van Hasselt
juli 2015